De kleine hoogbegaafdheid voor dummies is helder en beknopt
Kleine hoogbegaafdheid voor dummies laat zien dat hoogbegaafheid over meer gaat dan IQ en leest lekker weg voor iedereen die meer over hoogbegaafdheid wil leren.
Binnen een paar uur las ik het zeer toegankelijke ‘De kleine hoogbegaafdheid voor dummies’ van Janet van Horssen – Sollie uit. Zij is ontwikkelingspsycholoog en richt zich vooral op hoogbegaafdheid. Deze hoogbegaafdheid voor dummies begint met een algemene inleiding en richt zich op hoogbegaafdheid en wat dat in verschillende levensfases betekent. Het boekje is helder en toegankelijk geschreven voor een breed publiek. Je hoeft niet zelf zeker hoogbegaafd te zijn om dit boekje over hoogbegaafheid te lezen. Hoogbegaafdheid voor dummies is als introductie vooral interessant voor mensen die snel wat inzicht willen krijgen in hoogbegaafdheid als dat op hun pad komt. Het lijkt me vooral interessant voor bijvoorbeeld Pabo-studenten, onderwijzend personeel of ouders waarvan het kind misschien hoogbegaafd is.
Hoogbegaafdheid voor dummies begint met een korte inleiding over hoogbegaafdheid en iq. Het boek legt bijvoorbeeld uit wat een normaalverdeling is. Het legt ook uit dat iq-testen weliswaar iets kunnen zeggen over hoogbegaafdheid, maar dat hoogbegaafdheid vaak meer betekent dan alleen maar heel erg slim zijn. Bovendien kan iemand ook slecht zijn in iq-testen en daar onderpresteren en tóch hoogbegaafd zijn. Het is dus zaak om je niet blind te staren op iq-testen. Die zeggen wel iets, maar niet alles. Dit wordt helder en beknopt uitgelegd.
Bij de kleine hoogbegaafdheid voor dummies ligt het zwaartepunt op de jonge jaren
In de volgende hoofdstukken wordt er in deze hoogbegaafdheid voor dummies ingegaan op de verschillende levensfases en wat hoogbegaafdheid betekent, waar hoogbegaafden mogelijk tegenaan lopen en hoe je kunt merken dat mensen hoogbegaafd (kunnen) zijn. Het zwaartepunt ligt daarbij, zoals (wat mij betreft helaas) wel vaker vooral bij de eerste levensjaren. Er zijn vier hoofdstukken die respectievelijk hoogbegaafdheid bij baby’s en peuters, basisschoolkinderen, pubers en jongvolwassenen te spreken. Voor de volwassen mens zijn er slechts twee hoofdstukken weggelegd. Dus die komen er verhoudingsgewijs nogal bekaaid van af. Het ene hoofdstuk gaat over volwassenen en de andere over senioren.
Misschien gaat de hoogbegaafdheid voor dummies meer over cohorten dan levensfasen…
Een reden hiervoor kan zijn dat bij de huidige volwassenen en senioren er minder aandacht was voor hoogbegaafdheid en veel volwassenen er ook pas later achter komen dat ze hoogbegaafd zijn. In die zin kan je eigenlijk beter spreken van cohorten dan van levensfases. Als de huidige basisschoolleerlingen zelf senioren zijn, ziet hun wereld er vermoedelijk heel anders uit dan die van de huidige hoogbegaafde senioren. Er is nu immers veel meer aandacht voor hoogbegaafdheid in het onderwijs.
Die biografie van Charles Darwin lijkt een beetje out of place
Ten slotte zijn er nog twee afrondende hoofdstukken over talentontwikkeling met daarin een korte biografie van Charles Darwin, die wellicht illustratief is bedoeld, maar op mij een beetje willekeurig overkomt en in mijn ogen niet zo goed past in deze korte introductie over hoogbegaafdheid voor dummies.
Ten slotte benoemt de auteur tien steekhoudende ideeën over hoogbegaafdheid. Dit zou je kunnen zien als een korte samenvatting met een aantal belangrijke inzichten uit het boekje. Hoogbegaafdheid voor dummies werd mede mogelijk gemaakt door hoogbegaafdheidsclubs IBHV en de Mensa. Dat merk je soms wel tijdens het lezen. Soms voelt het boekje ook als een pleidooi voor meer begrip, meer aandacht en meer onderzoek voor hoogbegaafdheid. En misschien is dat pleidooi ook wel terecht.