Eerst maar even full disclosure voor wie het niet in de smiezen had: ik ben een belezen kritische linkse rakker. Dat betekent dat Ingrid Robeyns met haar essay “Rijkdom – Hoeveel ongelijkheid is nog verantwoord?” snoeihard een hoogmis is in het preken voor eigen gemeente. In dit specifieke geval yours truly, de schrijver van dit artikel. Zo dat is er maar vast uit. Integriteit is ook wat waard, ten slotte.
Het meritocratische economische discours is niet waardenvrij
Ben ik volledig kritiekloos over dit boek? Nee, maar de slakken waarop ik zout zou kunnen leggen, zijn zo klein en moeilijk te vinden dat ik die lekker even eehhh… links laat liggen. Ingrid Robeyns is hoogleraar ethiek van instituties aan de Universiteit van Utrecht en is thuis in zowel de ethiek als de economie en ziet niet, zoals veel economen en politici lijken te doen, het huidige meritocratische economische discours als waardenvrij.
Ook ik maak me er regelmatig druk over wanneer ik -bijvoorbeeld- onderzoekers, beleidsmakers en politici in de (social) media zie roepen dat we allemaal bijvoorbeeld ‘meer moeten werken voor de economie’. Alsof wij als mensen op de wereld zijn voor de economie van ons land. If anything is het andersom en dan alleen nog maar in instrumentele zin. Economie als motor voor welvaart en daaruit voortvloeiend welzijn en zingeving. Niet andersom.
De maatschappelijke kosten van extreme rijkdom
Nu terug naar het boek en de titel boven dit stukje. Misschien voel je aan je water wel aan dat de superrijken in zekere zin niet zoveel toevoegen aan de maatschappij in brede zin en misschien vind je ook niet dat je doorgeleerd hoeft te hebben om te begrijpen dat een extreem consumptiepatroon ook extreme ecologische kosten met zich meebrengt. Ik kom daar zo nog op terug. Maar hoe zit het dan met dat die extreme rijkdom ook niet goed is voor de superrijken zelf? Ook daar kom ik verderop op terug.
Hoe erg zijn vermogensongelijkheid en inkomensongelijkheid?
Ingrid Robeyns schreef dit essay op verzoek. In het kort kwam dat verzoek neer op “Wil je met jouw kennis als econoom en ethicus een essay schrijven over of en hoe erg het is dat er grote inkomens- en vermogensverschillen bestaan? En wil je daarop antwoorden ook met de ‘Politica’ van filosoof Aristoteles in je achterhoofd?”
Enige rijkdom draagt bij een deugdzaam leven volgens Aristoteles
Robeyns bespreekt om te beginnen dat voor Aristoteles de economie onderdeel van de ethiek, met een belangrijk onderscheid tussen doel en middel. Een mens heeft tot doel om een goed mens te worden en een goed en deugdzaam leven te leiden in de ogen van Aristoteles. Aristoteles is de filosoof van de gulden middenweg: niet te weinig en niet te veel. Maar precies genoeg. Ergens in het midden dus. Mensen hebben een bepaalde hoeveelheid rijkdom nodig om goed te kunnen leven en te overleven, de ‘natuurlijke rijkdom’ noemt Aristoteles dit. Hij zet daar vermogen en vermogensaccumulatie tegenover. Vermogen vergaren en accumuleren als op zichzelf staand doel vindt Aristoteles verwerpelijk, omdat het voorbij gaat aan het doel van het goede deugdzame leven.
De blinde ethische vlekken van Aristoteles
Thumbs up voor Aristoteles dus? Nou voor bovenstaande wel. Maar de mens waarvan hij wil dat deze een deugdzaam leven leidt en die voldoende ruimte heeft om bijvoorbeeld te filosoferen is vooral de mannelijke bezittende mens. Het mooie beeld van het goede leven is wat Aristoteles betreft niet weggelegd voor vrouwen, of erger nog de slaven. Dus ook op de moraal van Aristoteles zelf is wel wat af te dingen. Als je het geluk hebt om als nobele burger en als man geboren te worden, heb je recht op het goede leven, maar blijkbaar heb je ook het (zelf verzonnen) recht om dit aan anderen in de polis te ontzeggen, zoals vrouwen en slaven. Misschien kan je dit zien als in zijn tijd en zijn context, maar tegelijkertijd kunnen we ook zeggen dat Aristoteles er nog wel wat blinde ethische vlekken op nahield die hem persoonlijk wel goed uitkwamen. Toch een beetje jammer. Ahum.
Drie manieren om te kijken naar extreme rijkdom
Terug naar deze tijd en terug naar het essay van Robeyns. In haar essay noemt zij drie posities die je kunt innemen tegenover extreme rijkdom.
Extreme rijkdom is prijzenswaardig en die rijkdom is een verdienste van de superrijke zelf of van zijn of haar voorouders. Beetje meritocratie Amerikaanse stijl, zullen we maar zeggen.
Rijkdom is filosofisch gezien irrelevant en oninteressant. Een min of meer neutrale (of onverschillige?) positie dus.
Rijkdom en meer nog extreme rijkdom is uitstek een morele en politieke kwestie.
Het zal niemand verbazen dat Robeyns en ondergetekende rijk zijn, superrijk zijn en maatschappelijke en economische ongelijkheid zeker een morele en politieke kwestie vinden die aandacht verdient.
Enige rijkdom is wenselijk, extreme rijkdom schaadt vele belangen
Robeyns betoogt in haar boek dat enige mate van rijkdom een goede zaak is, maar dat extreme rijkdom onwenselijk is. Extreme rijkdom ondermijnt de democratie, is niet verenigbaar met onze ecologische plichten, leidt tot een suboptimale verdeling van geld, is bijna altijd onverdiend en kan ook de belangen van de superrijken zelf uiteindelijk schaden.
Kan rijkdom zo groot worden dat deze onwenselijk wordt?
Om te beginnen is enige mate van ongelijkheid goed en wenselijk, aldus Robeyn. Want als een chirurg in een vrije democratie hetzelfde zou verdienen als een boekhandelaar, waarom zou iemand dan nog zo’n lange studie willen doen en zulke grote verantwoordelijkheden op zich willen nemen? Daar zit wat in. Een beetje verschil is helemaal niet zo erg en daar ligt ook niet het probleem. Het probleem zit natuurlijk in de extreme verschillen en de extreme rijkdom. Kan rijkdom zo groot worden dat diezelfde rijkdom onwenselijk wordt? Het antwoord is ja. Dat zal je niets verbazen als je alles hiervoor al hebt gelezen.
Financiële macht is (te) eenvoudig om te zetten in politieke macht
De democratie is gestoeld op het idee dat iedere volwassene het recht heeft om actief (als politicus) en/of passief (als kiezer) invloed uit te oefenen in de politieke arena. Enige welvaart is daarbij welkom, zodat je de gelegenheid hebt je te informeren en/of je actief in te zetten. So far so good. Maar zegt Robeyns ‘excessief geldbezit is een vorm van financiële macht, en het is voor rijke mensen doorgaans niet moeilijk om financiële macht te vertalen naar politieke macht’. Geld kan leiden tot het direct uitoefenen van macht als donor bij een verkiezingscampagne of bijvoorbeeld door lobby activiteiten, waar ook geld, tijd, energie en kennis voor nodig is.
Consumptiepatronen van de zeer rijken ecologisch onverantwoord
Verder is extreme rijkdom problematisch in de zin dat die extreme rijkdom ook gepaard gaat met consumptiepatronen die niet samen kunnen gaan met het goed omgaan met onze ecologische omgeving. Als relatieve rijke mensen in Europa en elders in de westerse wereld gebruiken we meer dan onze ‘fair share’ aan schaarse grondstoffen en vervuilen we onze planeet door de manier waarop we consumeren. Maar de superrijken gaan helemaal all out. Ze hebben enorme huizen, vliegen vaak en als het even kan in een eigen vliegtuig enzovoort. Zij geven zelfs de gegoede westerse middenklasse nog probleemloos het nakijken qua overconsumptie. Robeyns bepleit kort door de bocht daarom dat zulke extreme rijkdom bijvoorbeeld extra belast zou moeten worden. Niet alleen is de extreme rijkdom vergaard door industriële ondernemingen die niet betalen voor hun aandeel in de ecologie, maar ook omdat de superrijken zelf ook een consumptiepatroon hebben dat niet verenigbaar is met ecologische houdbaarheid. De vervuiler moet alsnog eens gaan betalen en de sterkte schouders zouden daarbij de zwaarste lasten moeten dragen. Zeker in een noodsituatie zoals die er nu is wat betreft het klimaat, vindt Robeyns.
Extreme rijkdom leidt tot suboptimale verdeling van geld
Extreme rijkdom is ook een probleem omdat dit leidt tot een suboptimale verdeling van geld. Dezelfde rijkdom verdeeld over meer mensen levert in totaal meer welzijn op. En passant haalt Robeyns hierbij nog even wat extreme statistieken aan. In 2009 was het vermogen van de armste helft van de wereldbevolking even groot als het vermogen van de 380 rijkste mensen ter aarde. In 2017 was dit nog een stuk extremer geworden. De 42 (!!!) rijkste mensen hebben samen evenveel geld als de armste helft van de wereldbevolking. Als je met droge ogen kan zeggen dat dit ok is, ben je wat mij betreft extreem dom en extreem onverschillig. En het een hoeft het ander niet uit te sluiten.
Moeten we allemaal ons geld weggeven en zo lijden verminderen?
Moeten we dan allemaal al het geld dat we extra hebben weggeven? Want ook wij (en vermoedelijk dus ook jij als lezer) kunnen heus wel wat missen van ons geld, zonder dat we het heel veel slechter krijgen. Als we doorlopend op die manier aan de noden van anderen zouden moeten voldoen, zouden wij ons overvraagd voelen. Het zou ons als persoon reduceren tot probleemoplosser en lijdensminimaliseerder van anderen. Maar dit ‘effectief altruïsme’ kan je ook toepassen op het geld van de extreem rijken. Zij kunnen probleemloos een deel van hun extreme rijkdom opgeven, zonder dat ze er iets voor hoeven te laten en zonder dat hun welzijn wordt aangetast. Dit zou bijvoorbeeld door belastingen op inkomen en vermogen aan te passen.
Rijkdom is nooit alleen de verdienste van degene die het geld opstrijkt
Verder is de gedachte wijdverbreid dat extreem rijke mensen hun geld gewoon zelf verdiend hebben, door hard te werken, door creatief en innovatief te zijn of door slim te investeren. Robeyns verwijst deze gedachte ook naar het land der fabelen. Rijkdom is nooit alleen de verdienste van degene die al dat geld opstrijkt. Iedereen die rijk is staat daarbij op de schouders van het werk en de creativiteit van eerdere generaties. Ook de muzikant die binnenloopt doordat heel veel mensen een mp3 voor een klein bedrag downloaden. Zonder infrastructuur op het gebied van elektriciteit en intranet, kan die muzikant dat prachtige nummer helemaal niet online aanbieden.
Hebben topbestuurders echt recht op zo’n extreem hoog inkomen?
Ook is het probleem dat de topinkomens en de inkomens op de werkvloer steeds verder uiteen lopen. Dat kan domweg niet het gevolg zijn van de extreme productiviteit van topmanagers en topbestuurders, maar heeft ook te maken met wat ik zelf altijd ‘entitlementdenken’ noem. Die topbestuuders en -managers vinden gewoon dat ze het recht hebben op extreem hoge inkomens, bonussen, vergoedingen en/of aandelenpakketten.
Bovendien zouden we eens kunnen kijken naar wat ‘eigen verdienste’ nou eigenlijk op de keper beschouwd inhoudt. Die focus op de eigen verdienste door het individu, gaat eraan voorbij dat dat individu ook onderdeel is van een gemeenschap die hem of haar voortbrengt. Om te beginnen moet je al de mazzel hebben om in een rijk land (hoera voor Nederland!) geboren te worden, dat is geen verdienste van jezelf. Verder helpt het ook om geboren te worden in een gezin en een omgeving die je helpen je met je talenten te laten woekeren. Dan heb ik andere zaken als genetische eigenschappen, aanleg, intelligentie en fysieke en psychische gezondheid nog niet eens besproken. Hoezo eigen verantwoordelijkheid en (dus?) eigen verdienste? Mensen komen niet ter wereld in een individueel vacuüm, groeien niet altijd op in de voor hen beste situatie en het is bovendien al aangetoond dat ook in Nederland de mensen die als dubbeltje geboren worden, moeilijker een kwartje worden (of tenminste blijven) dan de mensen die als kwartje begonnen.
Status en blijven vergelijken dragen niet bij aan een zinvol leven
En ten slotte? Die extreme rijkdom is misschien ook wel niet zo goed voor die rijken zelf. Dat klinkt contra-intuïtief. En het geldt ook niet automatisch in alle opzichten voor alle superrijken, maar toch. Het lijkt erop dat superrijken veel geld besteden aan statusgerelateerde uitgaven, om niet onder te doen voor de extreem rijken in hun omgeving. “Keeping up with the Joneses”, maar dan tot de zoveelste macht dus. Geluksonderzoek laat al zien dat mensen die blijer worden van al dat vergelijken. Dus daar gaat het al gelijk mis. Status draagt niet bij aan een gelukkig en zinvol leven.
Tijd is geld en zomaar wat leuks doen dus zonde van de tijd?
Verder is geld ook tijd. Dus iets doen wat niet om geld draait, zoals een spelletje doen met de kinderen, wandelen in het bos of iets anders, kost tijd waarin ook geld verdiend had kunnen worden. Niets doen, of in ieder geval iets doen wat niet direct iets oplevert kost dus in de hoofden van die superrijken geld. Ze worden ‘ongevoelig voor de waarde van nietsdoen en activiteiten die niet draaien om materiële goederen en status’ aldus Robeyns.
Over cognitieve dissonantie en de legitimatie van extreme rijkdom
Ten slotte kan ‘extreme rijkdom die niet moreel te legitimeren is, het voor rijken erg moeilijk maken om hun leven in lijn te brengen met de morele waarden die ze omarmen.’ Mensen die heel rijk zijn moeten de kloof overbruggen die er is tussen hun waarden en hun extreme rijkdom, of natuurlijk door een sterk staaltje cognitieve dissonantie het levenslicht te laten zien. Cognitieve dissonantie is volgens de Wikipedia definitie ‘de onaangename spanning die iemand ervaart bij tegenstrijdige overtuigingen, ideeën of opvattingen of bij handelen in strijd met de eigen overtuiging.’
Ik krijg hierbij altijd direct de associatie van zelfbenoemd wereldverbeteraar en belastingontduiker Bono van U2. Maar hij is natuurlijk niet de enige die cognitieve dissonantie tot kunstvorm heeft verheven. Extreme rijkdom heeft zo bekeken dus niet alleen negatieve effecten op de samenleving, maar kan ook schadelijk zijn voor het welzijn, de autonomie en het geluk van die rijken zelf, aldus zo Robeyns. Eerlijk is eerlijk, zo had ik het nog niet bekeken.
En om terug te komen op Aristoteles? Niet iedereen hoeft het goede deugdzame leven te leiden in de beperkte en strenge definitie die hij hanteert. Dat is niet redelijk en niet nodig. Robeyns pleit er wel voor om weer een belastingschijf in te voeren van 70 à 80 procent voor de zeer hoge inkomens. Ook wil ze een hogere en progressievere vermogensbelasting en wil ze dat ondernemingen en ondernemers meer belastingen gaan betalen dan ze nu doen.
Maar alles begint bij bewustwording en erkenning van het probleem…
En voor nu met dit essay? Dit boek? Robeyns zegt daar het volgende over:
“Misschien is dit wel het eerste wat we nodig hebben: bewustzijn, bij een veel bredere groep in de samenleving, dat als we het over kwesties van rijkdom, ongelijkheid en het sociaal contract hebben, het niet alleen over economie gaat, maar ook over politiek, en al helemaal over moraliteit.”
Nu maar hopen dat Robeyns niet alleen voor eigen gemeente preekt…
Ik geloof dat ook, alles begint met bewustwording. Dus ook de kwestie van rijkdom, extreme rijkdom en de maatschappelijke, ecologische en persoonlijke kosten die dat met zich meebrengt. En om op mijn full disclosure aan het begin van dit stukje terug te komen: ik hoop vooral dat Robeyns niet alleen preekt voor eigen gemeente. Maar dat er ook een ook moreel trickle down effect is op de neoliberale en meritocratische denkers. Juist bij hun zou deze boodschap moeten resoneren en niet alleen bij mensen uit de eigen gemeente die het probleem van extreme rijkdom en extreme ongelijkheid al onderkennen. Amen!
Ben je materialistisch of geïnteresseerd genoeg om dit boek zelf te kopen?
Ja ja, dit kopje hierboven is met een vette knipoog. Ik zou zeggen dat dit boekje van € 12,99 een prima investering is om alle details uit het essay tot je te nemen met alle nuanceringen en toelichtingen die ik niet overal mee kon en wilde nemen in mijn uitvoerige bespreking. Ik denk dat dit boekje zeker de moeite waard is. Voor iedereen die toch al geïnteresseerd was en vooral voor iedereen die denkt dat iedereen gelijke kansen heeft en dat alles wat hij of zij in het leven voor elkaar heeft gekregen eigen verdienste is. Hoe dan ook: je kan het boek verder bekijken of direct bestellen op bol.com of op managementboek.nl. Dan ligt het een dag later bij je in de bus en kan je je helemaal uitleven in de ethische aspecten van extreme rijkdom. Best interessant hoor!